N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Of paden en herinneringen vergelijkbaar zijn, vraagt essayiste Dorthe Nors zich af in een mooi klein essay in haar boek Langs de kustlijn, dat ik onlangs cadeau kreeg. Ze staat ergens op een bergje in Jutland en ziet hoe allerlei paadjes door het landschap kronkelen. Ze bedoelt: of je eigen herinneringen ook een soort paden zijn, die wel of niet ergens heen gaan.
Goede vraag. Soms houdt een weg zomaar op en begrijp je niet waarom-ie er was. Tot je het landschap en zijn geschiedenis beter kent, dan weet je meestal: hier was een akker, een schuur, hier stortten vrachtauto’s hun puin dat nu overwoekerd is, hier ging men lang geleden heen omdat dit een heilige plek zou zijn. Niets meer van te zien.
Herinneringen zijn vaak, anders dan we voorgeven als we ze zogenaamd ‘ophalen’, paadjes die nergens heen gaan en waarover ook eigenlijk niet zo veel te vertellen is. Zonlicht op een parket, de geur van een buffetkast, iemands houding in een stoel, een voordeur die tegen een muur klapt en het stommelige geluid van je voeten daarna op de houten vloer. Wat is dat? Dat is niets, maar het is tegelijkertijd de stoffering van je binnenste. Het innerlijk behang, om met de dichter Hans Lodeizen te spreken.
Literatuur en paadjes, dat zijn twee dingen die haar interesseren, schrijft Nors. Ha! Mij ook. Ik denk aan de Zweedse dichter Lars Gustafsson en zijn schitterende ‘Ballade over de voetpaden op Västmanland’. Hij noemt de wegen een „zichtbaar schrift” en zegt dat daaronder, soms verborgen onder rijshout, soms nog zichtbaar in droog mos „een ander schrift” loopt, de oude voetpaden. Hij gaat er een poos op verder in zijn gedicht en moedigt de wandelaar aan dat ook te doen, want al raak je de paden makkelijk kwijt, ze zijn koppig, „ze weten wat ze willen en aan kennis/ paren zij een aanzienlijke listigheid”. Dat merk je als ze bijvoorbeeld ineens naar het noorden gaan terwijl jij en de kaart naar het oosten zeggen, maar het pad weet: er is een moeras, een steile berg, een gevaarlijke plek – daar houdt het pad rekening mee. En dan komen die regels waar ik vaak aan denk: „het heeft dat alles/ zovele keren eerder gedaan. Dat nu juist betekent het/ een voetpad te zijn. Dat het eerder is gedaan.”
Hoeveel herinnering wil je hebben? Het pad ís de herinnering. Als je van literatuur houdt.
De werkelijkheid hoeft uiteraard niet geheel metaforisch te worden opgevat, dat is wat al te literair en dat wil de wereld ook helemaal niet, die stribbelt terecht tegen en komt op wegen en paden met heel concrete dingen aandragen: pakketbezorgers en tegen de wind in zwoegende scholieren die geen boodschap hebben aan herinnering.
Het pad ís de herinnering, als je van literatuur houdt
Maar een poosje geleden liep ik in Drenthe, op zo’n in Nederland zeer zeldzame plek waar je weids uitzicht hebt en toch geen huis, loods, zendmast of windmolen ziet, en de zandwegen waren zeer, zeer modderig („een lege postbode verdrinkt in een landweg” schreef, alweer, Hans Lodeizen – wat ís eigenlijk een ‘lege postbode’?) maar paadjes wisten dat al en slingerden zich erlangs, over een bultje, en ik volgde zo’n wijs paadje, tevreden hummend, tot ik na tien minuten zag dat ik nu langs een greppel vol water liep, terwijl ik toch aan de andere kant van dat water moest zijn. Ik had geen idee wat het pad wist.
Dan moet je aan Gustafsson denken, en aan Dorthe Nors, aan oude herinneringen van paden, en niet omdraaien, niet ten halve keren. Gewoon ten hele dwalen.